Lekker op vakantie in Spanje. Niet duur, maar af en toe moet er toch geld gepind worden. Niet erg moeilijk zou je zeggen, afgezien van de taalkeuze (nooit geweten dat er zoveel Spaans-varianten bestaan). Ook weet ik dat de volgorde van handelingen van land tot land kunnen verschillen. In Nederland moet je eerst je pas verwijderen, en krijg je daarna je geld. Dan kun je je pas in ieder geval niet vergeten. In andere landen is dat andersom, omdat er daar vaak vanuit gegaan wordt dat je nog andere handelingen zou willen verrichten. In (mijn) praktijk is de Nederlandse variant het best.
Maar goed, dit wetende weigerde de automaat toch dienst: verkeerde pincode. Je twijfelt even aan jezelf en doet nog een poging. Weer mis. Dan zie ik plotseling waar het mis gaat: het toetsenbord op deze pinautomaat heeft de lay-out van een rekenmachine, en niet de standaard zoals van een telefoon. En mijn pincode heeft een mooi patroon op het toetsenbord. Totdat dat het toetsenbord dus min of meer gespiegeld is…..
Ooit bij stilgestaan dat een rekenmachine en een telefoon een ander toetsenbord hebben?
De druktoetstelefoon is uitgevonden in de jaren ’60. Daarvoor belden mensen met een draaischijf waarbij om technische redenen de één bovenaan zat en de nul onderaan. Om acceptatie van de druktoetsen te versnellen, werden ook op het toetsenbord van de nieuwe telefoon de lage cijfers bovenaan gezet. Aan de keuze ligt tevens Human Factors onderzoek ten grondslag uitgevoerd door Bell Labs in 1960: “Human Factor Engineering Studies of the Design and Use of Pushbutton Telephone Sets” door R. L. Deininger. Deze indeling lijkt zich door te zetten, geldautomaten (behalve sommige in Spanje…), pinpads en electronic banking identifiers gebruiken dezelfde rangschikking. De rekenmachine is iets ouder dan de tiptoetstelefoon en heeft altijd al een toetsenbord gehad met 1-2-3 beneden. Deze keus is ingegeven door de gemakkelijke bereikbaarheid van de veelgebruikte cijfers 1 en 0.
16 januari 2015 – door drs Richard van der Weide EurErg